BLOG
geluidsnabewerking
Het maken van een speelfilm of bedrijfsfilm gaat niet helemaal op dezelfde manier als filmen met je mobiele telefoon, of vroeger met je camcorder. De camera's die bij het filmen worden gebruikt, hebben vaak geen ingebouwde microfoon, of hooguit eentje die zo slecht is dat hij niet serieus bruikbaar is. Het geluid wordt daarom met een aparte, hoogwaardige microfoon opgenomen. En liever met twee of drie of nog meer.
In het ideale geval is er een cameraman die zich bezighoudt met het opnemen van de beelden, en een geluidsman die zich bezighoudt met het opnemen van al het geluid. Zo'n geluidsman die gespecialiseerd is in het opnemen van filmgeluid, doet ander werk dan een geluidstechnicus in een studio. Filmen en geluid opnemen op locatie wordt wel ENG genoemd (Electronic News Gathering). Andere naam voor de geluidsman op locatie is: boom-operator (de 'boom' is de hengel-met-microfoon die hij (vaak) boven zijn hoofd houdt).
Het eigenlijke filmen wordt 'productie' genoemd. Het monteren van de beelden, en toevoegen van speciale effecten heet 'post-productie'.
Er wordt voor een gemiddelde film op veel verschillende plekken gefilmd. Binnen, buiten, op rustige plekken, op plekken met veel lawaai.
De video-editor - de man die de gefilmde beelden monteert - houdt zich daar nauwelijks mee bezig. Zijn werk is om de juiste beelden (inclusief geluid) te selecteren en in de goede volgorde achter elkaar te zetten. Als zijn werk klaar is, gaat het naar de geluidsnabewerker.
De start van de audio-nabewerking, of gewoon geluidsnabewerking. Het wordt ook wel 'audio-post-productie' genoemd. Sommigen zeggen simpelweg 'afmixen'. En wie er een schepje bovenop wil doen, heeft het over 'sound-design'. Het wordt gedaan in een geluidsstudio.
Als de postproductie-audio-technicus aan de slag gaat, zit de hele film dus al in elkaar. Inclusief het geluid dat tijdens het filmen was opgenomen. En dat gefilmde geluid is meestal niet goed genoeg om zomaar te gebruiken. En zitten grote verschillen tussen de scènes. Verschillen in volume (luidheid), verschillen in klankkleur en verschillen in achtergrondgeluid (ruis, galm, brom, vervorming, oversturing.)
Fase 1 is: alle spraak op gelijk niveau brengen. Zorgen dat het allemaal ongeveer even luid is en dat er geen storende harde of zachte uitschieters zijn. Een keuze maken voor het juiste dynamische bereik: niet zo plat als een commercial en niet zo subtiel/onbeholpen als een luisterboek.
Dan de toonregeling. In het Engels heet dat 'equalizing', oftewel: egaliseren. Alles wat te schel, te dof of te dreunend is: corrigeren. Voor elke afzonderlijke scène, want een man die binnen in een hoek zit te praten moet anders 'ge-equalized' worden dan een vrouw die buiten op straat staat.
Voor een deel is dit standaard werk dat elke audio-nabewerker ongeveer op dezelfde manier doet. Een ambacht. Maar er moeten ook keuzes gemaakt worden die de beleving van de film kunnen beïnvloeden. Wat te doen met een spreker die hoorbaar veel last heeft van smakjes, speekselklikjes en andere mondgeluiden? Het is technisch mogelijk om die bijgeluiden te verwijderen, maar moet je dat ook doen? Zijn die bijgeluiden kenmerkend en bepalend voor deze spreker of deze scène? Of was deze spreker nu heel erg zenuwachtig, waardoor hij een droge mond had? Wat doet het voor de film als de technicus al die ongewenste mondgeluiden hoorbaar laat zijn? Gaat de filmkijker hierdoor (ongemerkt) een hekel aan deze spreker krijgen?
Keuzes maken dus. Mijn opvatting is: niets mag afleiden van de boodschap en een geluidsman mag tegelijkertijd de presentatie van mensen niet aantasten. Soms smakjes laten staan, meestal niet.
Fase 2 is de omgeving. Als we een mooi weiland zien, willen we een mooi weiland horen. Het geluid dat bij filmen is opgenomen voldoet soms maar is niet altijd stereo, wat juist voor omgevingsgeluid wel mooi is. En de werkelijkheid is vaak te flets. Niet krachtig genoeg. Daarom wordt er op veel plekken extra 'setnoise' toegevoegd. Een studiotechnicus die gespecialiseerd is in dit werk heeft een grote verzameling geluidseffecten en ambiance-geluiden op zijn harddisks staan.
Fase 3 is de verfijning. Het moment waarop het niet meer 'standaard werk' is en waar de term 'sound-design' zich opdringt. Een ratelend geluidje als er letters van een titel in beeld verschijnen. Geluidjes toevoegen die er niet waren maar die je er wel zou verwachten. Geluiden die de beleving versterken en het verhaal verduidelijken.
Geluiden 'aandikken'. Te vergelijken met hoe een vrouw make-up aanbrengt. Met mate.
Fase 4 kan zijn: toevoegen van voice-over en andere stemopnames. Er zijn films waarin helemaal geen voice-over wordt gebruikt. En er zijn films waar de voice-over het belangrijkste onderdeel is. Bij (korte) animatie-video's gaat het om het vertellen van een verhaal (door de voice-over) en daar worden passende beelden bij gemaakt die het verhaal verduidelijken.
Bottom line is dat het werk van een geluidsnabewerker perfect is uitgevoerd als het niet opvalt. Het mix- en master-werk is mislukt als mensen na afloop zeggen "Wat een goeie mix!" En natuurlijk helemaal als ze het een slechte mix vinden. Het doel van een postproductie-geluidstechnicus is wat mij betreft om het verhaal in de juiste verhoudingen bij de kijker/luisteraar te krijgen. En het is geslaagd als mensen geraakt en gegrepen worden door de boodschap. En dat is uiteraard niet het werk van alleen die studiotechnicus, maar van het hele productie-team.
12 augustus 2020. Bewerkt op 12 september 2020